De kabouter en de muis en de kaasdief

Op een dag werd de kabouter wakker, hij trok zijn kleren en laarzen aan, en poetste zijn tanden. Hij deed de deur open en liep naar het huis van de muis. “Klop klop klop” deed hij op de deur en de muis deed open. “Ha kabouter” zei de muis, “ik was net een boterham met kaas aan het eten, lust je er ook een?” “O ja, lekker” zei de kabouter en de muis maakte voor hem een lekkere boterham met kaas.

Toen ze klaar waren zei de muis “mijn kaas is bijna op, wil je me helpen om een nieuwe kaas uit mijn schuurtje te halen kabouter? Daar bewaar ik al mijn kazen”. “Is goed muis, dan kan je weer een heleboel boterhammen met kaas maken!”. “Oh niet alleen boterhammen” zei de muis, “ ik maak er ook kaaskoekjes van en kaaschips en kaascake en soms een kaastaart!”. “Ok…” zei de kabouter.

Ze liepen samen naar het schuurtje van de muis, het lag achter zijn huisje en de kabouter probeerde de deur open te trekken. “Oh hij zit vast” zei de kabouter, “hij gaat niet open!”. “Dat komt omdat ie op slot zit, slimmerd” zei de muis. En hij pakte zijn sleutel en deed die in de deur en draaide hem open. De muis trok het deurtje open en deed het licht aan. “Wow” zei de kabouter, “het stinkt hier, ehhh ik bedoel het ruikt hier erg naar kaas!”. “Ja natuurlijk”, zei de muis, “het is ook mijn kaasschuur! Alleen….” zei de muis en hij keek bedroefd. “Volgens mij mis ik wat kaas”. “Hoezo? “, zei de kabouter “ik zie en ruik toch een hoop kaas!”

“Nou” zei de muis “ik had op deze plank toch echt nog een lekker stuk kaas liggen die ik van mijn oom Rupert had gekregen en op die andere planken mis ik er ook nog een paar!”. “Heb jij een oom die Rupert heet??” vroeg de kabouter. “Ja” zei de muis, “daar kan ik ook niets aan doen! Maar ik ben nu wel die lekkere kaas kwijt”.  “Maar wat moet je nou met zoveel kaas muis? “ vroeg de kabouter, ”gaat dat niet vervelen, alleen maar kaas eten?”. “Nee natuurlijk niet”, zei de muis, “ik eet boterhammen met kaas, kaaskoekjes, kaaschips, kaascake en soms…” “Kaastaart!” zei de kabouter. “Inderdaad!” zei de muis.

“Wie zou er aan je kaas hebben gezeten dan muis?” vroeg de kabouter. “Goeie vraag!” zei de muis, “maar dat weet ik dus niet”. “Heeft iemand anders ook een sleutel?” vroeg de kabouter. De muis dacht diep na “nee, ik zou niet weten wie” zei hij. “Het is geen andere muis. Want die hebben allemaal hun eigen kaas, maar het is in elk geval iemand met smaak!”.

“Jaja, maar wat kunnen we nu het beste doen?” vroeg de kabouter (weet jij het misschien?)

“Ik heb een idee, we gaan in het kabouterdorp vragen wie er nog meer van kaas houdt!” zei de kabouter. ”Goed idee” vond de muis, hij deed de schuurdeur weer op slot en de kabouter en de muis liepen samen naar het kabouterdorp.

Ze kwamen als eerste bij de rupsen en ze vroegen aan alle rupsen die ze zagen of ze van kaas hielden, maar dat was niet zo “wij houden van blaadjes, groene, sappige smak smak blaadjes” zeiden de rupsen. Toen kwamen ze bij de spinnen, die hoog in hun webben lagen te slapen. “Hallo spinnen!” riep de muis. “Wie maakt ons daar wakker?” riep een grote spin terug. “Eh wij zijn het, de kabouter en de muis” riep de kabouter. “Wij wilden vragen of er misschien iemand van jullie van kaas houdt?”. “Kaas?” vroeg de grote spin, “kaas?”. “Ja!” riep de muis, maar alle spinnen begonnen hard te lachen; “hahahaha, een spin die van kaas houdt! Hahaha, dat bestaat toch helemaal niet”. “Nou sorry hoor” zei de muis en ze liepen maar snel door. “Hahahaha!”, de spinnen bleven maar lachen. “Wat een flauwe spinnen” zei de muis.

Ze kwamen bij de torren, bij de sprinkhanen en ook nog bij de eekhoorns, maar niemand kende iemand die net zoveel van kaas hield als de muis. “Wij houden meer van nootjes eigenlijk” zeiden de eekhoorns, “daar kan je tenminste lekker op knabbelen!”.

De kabouter zei “we gaan het aan aan de kabouterburgemeester vragen, want die weet alles!”. “ goed idee” zei de muis en samen liepen ze door het kabouterdorp op weg naar het huis van de kabouterburgemeester. Ze kwamen langs de supermarkt, de bakker, de kapper en de tandarts. “Mmm mmmmm humm mm” hoorden ze toen ze langs de tandarts liepen. “Probeer nog een stukje verder open” hoorden ze de tandarts zeggen, “dan kan ik denk ik alle kaas uit je mond halen”. De kabouter en de muis keken elkaar aan en ze riepen tegelijkertijd “kaas???”. Ze renden naar binnen bij de tandartskabouter die druk bezig was lange slierten kaas uit de mond van zijn patient te trekken. “Wat doen jullie hier kabouter en muis?” vroeg hij en ze zagen dat hij helemaal zweette. “Ik ben echt druk bezig met al die kaas uit de mol zijn mond te trekken!”

“Daar kwamen wij dus voor” zei de muis “wij willen de mol even spreken als het kan”. “Nou, niet echt” zei de tandarts “heel zijn mond zit vast door al die kaas!”. “Dat hadden we gezien ja” zei de kabouter “wij wachten wel even”.

Na wel 1 uur wachten kwam eindelijk de tandarts naar buiten, helemaal bezweet en helemaal onder de kaas! “Het is gelukt” zei hij “en nu moet ik even liggen”. Toen ging de deur weer open en de mol kwam naar buiten. “Uh hallo” zei de mol tegen de kabouter en de muis ” hoe gaat het met jullie?”. “Niet zo goed” zei de muis “iemand heeft namelijk kaas van mij gepikt!”. “Oh das ook toevallig” zei de mol, “Ik heb een een hele hoop kaas gevonden toen ik lekker aan het graven was en even naar boven kwam om een hapje frisse lucht te nemen. Alleen zat het vast tussen mijn tanden.”. “Dat is MIJN kaas” riep de muis boos “en nog wel de lekkerste die ik van mijn oom Rupert had gekregen”. “Rupert?”, zei de mol “wat een rare naam voor een muis”. “Zei ik ook al” zei de kabouter.

De muis werd nu erg boos “jij hebt mijn kaas gestolen mol en dat vind ik echt NIET leuk”. “Sorry” zei de mol, “ik wist niet dat die kaas van jou was, ik zie ook niet meer zo goed!”. “Ik heb een idee!” zei de kabouter “kom maar mee!”. De mol, de muis en de kabouter liepen een stukje verder door het kabouterdorp.

“Hier!” zei de kabouter “hier woont de brillenmaker, die zorgt ervoor dat jij weer beter kan zien mol en dus niet meer per ongeluk de kaas opeet van de muis”. “Ja” zei de muis “en dan hoef je ook niet meer naar de tandarts!”. De kabouter en de muis en de mol moesten heel hard lachen en toen zei de mol; “sorry muis, Ik zal voortaam beter uitkijken”. “Ok” zei de muis “succes bij de brillenmaker”.

De kabouter en de muis liepen weer terug naar huis door het kabouterdorp. Toen waren ze bijna thuis en weet je wat de muis zei tegen de kabouter?

“Ik moet toch nog even een stuk kaas gaan halen uit mijn schuur! Ga je nog even mee kabouter?”. “Is goed!” zei de kabouter en hij liep met hem mee. En weet je wat hij toen zei hij tegen de muis: “… “WAT een avontuur was dat he!”.