De kabouter en de muis en de rode rups

Op een dag werd de kabouter wakker en het eerste wat hij dacht was… “ik moet plassen!!” Dus hij sprong direct uit zijn bed en rende naar de wc, deed een plas en trok door. “Hellupp” hoorde hij ineens een piepstemmetje roepen en vlak voor zijn neus zag hij iets roods zo de wc in vallen. “Helpp, blub, blub, blub” en de kabouter zag dat een kleine rode rups drie keer ronddraaide met het water en toen zó verdween in de wc pot!

“Oh nee!” dacht de kabouter, “die arme kleine rups, wat heb ik gedaan!”. Hij rende zo snel als hij kon zijn huisje uit en rende naar het huis van de muis.

Klop klop KLOP! Klop KLOP KLOP!! De muis schrok zich een hoedje, hij was net een boterham met kaas aan het eten toen er op de deur werd geklopt. Hij rende naar de deur en riep “wie is daar?”. “Ik natuurlijk, de kabouter!” riep de kabouter. “Nou nou wat een herrie maak jij” zei de muis toen hij de deur openmaakte, “is er iets gebeurd of zo?”.

“Ja, ja, ja!” zei de kabouter. “Wat, wat, wat dan?” vroeg de muis. “Ik, ik heb een rups doorgespoeld door mijn wc” riep de kabouter. “Ehhh, waarom doe je dat dan?” vroeg de muis. “Het was een ongeluk! Ik was net klaar met plassen, ik trok door en toen floep, viel er zo een rode rups recht de wc pot in. En toen was hij weg!” snikte de kabouter. “Jeetje” zei de muis en nam toch nog een hap van zijn boterham met kaas, want dat vond hij gewoon lekker.

“We gaan hem zoeken” zei de muis. “Maar waar dan?” vroeg de kabouter. “Nou” zei de muis, “het wc water wordt ergens naar toegespoeld, we moeten erachterkomen waarnaar toe en daar is de rups!”. “Klinkt goed!” zei de kabouter, “maar… klein probleempje…. WAAR wordt het water van de wc naar toe gespoeld, hoe komen we daar nu achter?”.

De muis en de kabouter dachten diep na.

“Ok!” zei de muis. “Laten we naar mijn boot toegaan en de rivier afvaren”. “En dan zoeken naar een rood rupsje?” zei de kabouter. “Ja!” zei de muis. “Nee!” zei de kabouter, “die vinden we toch nooit, die rups is veel te klein!. We moeten weten waar precies”. De kabouter dacht weer diep na en zei toen ineens: “ik heb een idee!”. “Wat dan?” vroeg de muis. “Jouw oom, de waterrat, die weet het vast. Hij weet toch van alles over de rivier?”. “Jaaah, goed idee” zei de muis. “Dank je!” zei de kabouter.

De kabouter en de muis gingen snel op pad, ze liepen het paadje door het bos af, naar het bruggetje over de rivier, toen naar rechts en na een tijdje kwamen ze aan bij waar oom waterrat woonde. De muis keek goed rond en zei toen “kijk daar, daar woont ie, bij al die takken bij het water!”. De kabouter en de muis liepen er vlug naar toe en de muis riep “Oom waterrat, oom waterrat, bent u daar?”.

“Pieperdepiep, pieperdepiep als dat mijn neef de muis niet is?!” hoorden ze een krakende stem zeggen. Oom waterrat kwam te voorschijn, en knipperde eens goed met zijn ogen. Hij schudde zich uit en de kabouter en de muis werden helemaal nat gespetterd! “Gatsie” riep de kabouter”. “Hallo oom waterrat!” riep de muis, “we hebben een vraag voor je!”.

Oom waterrat zei “ok wat is de vraag dan? Willen jullie komen zwemmen misschien?”. “Neee” riepen de muis en de kabouter samen. “We willen weten waar alle plasjes en poepjes van de wc naar toe gaan in de rivier” zei de muis. “Gatsie!” riep oom waterrat, “wat vies, waarom willen jullie dat nu weten, dat stinkt toch heel erg! Daar moet je wegblijven, bah bah en nog eens bah!”.

Toen legde de muis aan oom waterrat uit waarom ze dat wilden weten en dat ze de rode rups wilden  redden. “Aha, ik snap het!” zei oom waterrat, “ dat is dan wel lief van jullie. Ik dacht even dat jullie gewoon voor de lol naar de poep en plas wilden gaan kijken!”. “Nee, natuurlijk niet” zei de kabouter met een vies gezicht.

“Weet u het?” vroeg de muis. “Natuurlijk” zei oom waterrat.

“Uhh misschien wilt u het zeggen dan?” vroeg de kabouter.

“Oh ja!”, zei oom watterrat, “de wc spoelt alles naar de rivier inderdaad en je kunt het makkelijk vinden want daar wonen de bruine ratten – die houden van stinkende dingen! Ik schaam me diep, want het is nog familie ook! Vraag naar Rudie Rat en hij helpt je wel. Zeg maar dat ik het gevraagd heb”. “Ok!” zeiden de kabouter en de muis. “En welke kant moeten we op?”

“Hier rechtdoor, met de rivier mee totdat je een grote treurwilg ziet die over de rivier is gevallen” zei oom waterrat. “Die klim je over, terug naar de andere kant van het riviertje en daar woont hij!”. “Doe hem maar de groeten, alleen… geef hem geen hand want hij stinkt!”

De kabouter en de muis liepen zo snel als ze konden rechtdoor langs de rivier, het duurde best lang, maar eindelijk zagen ze een grote boom die helemaal over de rivier was gevallen. “Wow!” riep de muis. “Wow!” riep de kabouter.

Toen ze bij de boom waren aangekomen klommen ze er snel op. De muis rende naar de overkant, want dat kon hij goed, over bomen klimmen. De kabouter was een beetje voorzichtiger, stapje voor stapje liep hij over de boomstam. Eindelijk was hij er dan en hij zei “poe, ik heb toch liever een gewone brug!”.

Ze keken rond en zagen een paar grote bruine ratten in het water rondzwemmen en een paar aan de kant zitten. “Hallo!” riep de muis. “Wie weet waar Rudie Rat is?”. De ratten keken ineens allemaal naar de kabouter en muis en ze werden er een beetje verlegen van. “Wie zijn jullie en wat moeten jullie?” vroeg een dikke rat. “zijn jullie verdwaald of zo? Het kabouterdorp ligt een stuk verderop. Hier wonen wij, het is ons stinkwater, dus blijf er maar vanaf!”. “Dat waren we toch al niet van plan” fluisterde de kabouter tegen de muis.

“Oom waterrat heeft ons gestuurd” zei de muis dapper. “Hij zei, vraag het aan Rudie rat en hij zal je helpen. Hij is hier zeker niet, want hij is vast veel aardiger dan jullie.” “Hee” zei de dikke rat, “ik ben Rudie Rat. En ik ben best aardig”. “Oeps” zei de muis.

“Wil je ons helpen dan? “ vroeg de kabouter. “Waarmee dan?” vroeg Rudie Rat. Ze vertelden hem het hele verhaal en dat ze graag wilden weten waar de wc naar toe spoelde, zodat ze konden proberen de arme rode rups te redden.

“Nou je bent precies op de goede plek” zei Rudie. “Hier waar wij wonen en zwemmen komt het wc water de rivier in. Dat vinden wij lekkerrrr!!”. En Rudie en alle andere ratten begonnen hard te lachen “hehehehehe hihihihihi hahahaha”.

De kabouter en de muis keken elkaar aan. “Hebben jullie iets gezien dan?” vroeg de kabouter toen maar. “Uhhh nee wij hebben niets gezien eigenlijk” zeiden de ratten en ze keken snel de andere kant op. “We zwemmen liever wat rond dan dat we rupsjes zoeken” zei Rudie rat en weg was hij.

“Laten we zelf maar gaan kijken dan” zei de kabouter en ze liepen langs de rivier en keken in het water, in de struiken, op de stenen, in het zand, maar nergens zagen ze de rode rups. “He ik heb een idee” zei de muis, “de boom die over de rivier ligt, die hangt met zijn takken in het water, misschien zit ie wel daar in”. “Ok” riep de kabouter, “goed idee!” En ze klommen snel weer op de boomstam. Ze keken heel goed, de kabouter aan de ene kant van de stam en de muis keek aan de andere kant. Aan het eind van de stam vroeg de kabouter en “heb je hem gezien misschien?”. “Nee” zei de muis “en jij?”. “Nee ik ook niet” zei de kabouter verdrietig. “Ik heb wel een vlinder gezien” zei de muis, “laten we het hem vragen.”.

De kabouter en de muis liepen over de boomstam naar de vlinder toe. “Dat is hem” zei de muis. Er zat een mooie rode vlinder heel rustig in de takken met zijn vleugeltjes in de zon. “Hee vlinder, vlinder!” riep de muis. De vlinder zei helemaal niets. “VLINDER vlinder hallo!!” riep de kabouter. De  vlinder keek boos naar de kabouter en de muis. “Maak eens niet zo’n herrie! Ik lag net lekker te slapen in de zon. Naar wie roepen jullie eigenlijk? Ik zie geen vlinder hier hoor.”

De kabouter en de muis keken elkaar aan. “Uhh kijk eens in het water dan” zei de kabouter tegen de vlinder. De vlinder keek naar onder in het water en zag toen zichzelf. “Huh waar komt die vlinder vandaan?? Waar zit ie dan?” zei de vlinder. De vlinder keek om zich heen en de kabouter en de muis moesten heel erg lachen. “Je bent toch zelf een vlinder??” riep de kabouter. De vlinder keek naar zijn linkervleugel en toen naar zijn rechtervleugel en zijn mond viel open. “Wowwww ik ben een vlinder!! En wat ben ik mooi!!”

De kabouter en de muis hadden nog nooit zo’n rare rode vlinder gezien! “Wist je niet dat je een vlinder was dan?” vroeg de muis. “Nee!” zei de vlinder, “want daarstraks toen ik uit het water was geklommen was ik nog een rups! Ik lag hier de hele tijd lekker in de zon te drogen en nu ben ik geen rode rups meer, maar een rode vlinder!” De kabouter en de muis keken elkaar aan en zeiden toen tegelijkertijd: “De rode rups! De rode rups! Jij was de rode rups! We hebben je gevonden en nu ben je een vlinder geworden!”

De kabouter zei “ik had je per ongeluk doorgespoeld door de wc en toen wilde we je komen reddden.. Gelukkig is het niet meer nodig!”. “Nee inderdaad” zei de rode vlinder “maar ik wil graag niet meer door de wc gespoeld worden!” en hup daar fladderde hij de lucht in. “Maar toch bedankt! Doei!” riep hij en toen vloog hij weg, het bos in.

De kabouter en de muis liepen weer terug langs de rivier, langs het huis van oom waterrat, over het bruggetje, zo weer helemaal terug naar het kabouterdorp. Toen waren ze eindelijk thuis en weet je wat de kabouter toen zei tegen de muis?

“WAT een avontuur was dat he!”.